Retorica en met name visuele retorica stelt de vraag naar de
overtuigingskracht van beeld en naar de middelen die worden ingezet om ons te
overtuigen. Ik wil jullie graag een kijkje laten nemen in de wereld van de klassieke
overtuigingsmiddelen genaamd ethos, pathos en logos en de retorische
stijltechnieken die in de moderne wereld niet meer zijn weg te denken.
Retorica heeft zijn oorsprong in een bij uitstek verbale
cultuur, toen vooral het gesproken woord er was.
Klassieke retorica:
overtuigingskunst
Klassieke retorica houdt zich bezig met alle middelen
waarmee je als spreker (rethor) probeert je publiek van een bepaald standpunt
te overtuigen. Volgens de Romeinse politicus Cicero kun je dat doen door de
volgende vijf taken goed te vervullen:
- Inventio: Je kiest inhoud,
argumenten, voorbeelden en anekdotes die passen bij je doel en het
publiek.
- Disposito: Je ordent
vervolgens de gevonden inhoud en argumenten op een slimme manier.
- Elocutio: Je verwoordt die
inhoud met wat past bij je doel en het publiek.
- Memoria: Je maakt je
vertrouwd met het verhaal door goed te oefenen en kijkt of de tekst goed
loopt.
- Actio: Ten slotte
presenteer je de tekst.
Moderne retorica
Moderne retorica kwam op halverwege de 20ste
eeuw. De moderne retorica is een toenemende invloed van media, fotografie,
radio, televisie en de ontwikkeling van de psychologie en opkomst van vakken
zoals marketing, waarop we mensen kunnen overtuigen. Zoals veel communicatiespecialisten,
hou ik me tijdens mijn studie Communicatie regelmatig bezig met de vraag: Welke
boodschappen overtuigen welk publiek en waarom?
Retorica en het beeld
Wat betekent het om op een retorische manier beeld te
analyseren? Een retorische analyse trechtert onze waarnemingen en leidt ze naar
de middelen die overtuigen en het effect op de doelgroepen. Er zijn drie
belangrijke vragen over de verschillen tussen de retorische monoloog en de
visuele communicatie.
Wie is de rhetor?
De spreker was fysiek aanwezig en sprak voor zichzelf, voor
zijn visie op een persoon of zaak, of hij pleitte als advocaat voor een cliënt.
Wanneer leent beeld zich
voor een retorische analyse?
Soms bevat beeld zelf sturende elementen zonder tekst, zoals
emoties in het gezicht of een wijzende vinger. Zulke elementen in tekst en
beeld maken een retorische analyse zinvol.
Is er aandacht?
Het is belangrijk om in de moderne informatiemaatschappij
eerst de aandacht te trekken met het
beeld bovenop de tekst.
Ethos, pathos en
logos
In de retorica zijn er drie verschillende
overtuigingsmiddelen, namelijk ethos, pathos en logos. D Volgens de Aristoteles
zijn deze drie middelen verantwoordelijk voor de overtuigingskracht:
- Ethos: De spreker vergoot
zijn geloofwaardigheid als hij direct of indirect naar zijn eigen
kwaliteiten verwijst.
- Pathos: De spreker speelt
in op de emoties van het publiek. Marjan Minnesma is een belangrijk boegbeeld voor Greenpeace. Ze wekt vertrouwen op en speelt daarmee in op de emoties van het publiek.
- Logos: De spreker speelt
in op het publiek met rationele argumenten waarmee hij het publiek kan
overtuigen. Zo wordt een nieuwe woonwijk in het Utrechtse Kanaleneiland mooi neergezet, terwijl de wijk helemaal niet goed bekend staat.
Hieronder zal ik de drie overtuigingsmiddelen beter
beschrijven, zodat jullie ze beter begrijpen.
Ethos, pathos en
logos (beter) in beeld
Ethos is de geloofwaardigheid van de rethor, de persoon of
instelling die met een beeld de kijker wil overtuigen. In de wereld van de
communicatiespecialisten gebruiken vaak reclamebureaus en bedrijven deskundige
instanties om de geloofwaardigheid van een goed product te ondersteunen. Er
zijn ook subtielere manieren, zoals een juist gekozen lettertype op een
website.
Pathos heeft te maken met het inspelen op de emoties van de
doelgroep (het publiek). De emotionele functie kan worden door beeld,
uitbeelding of verhaal, maar ook door een algemene passie in de uitbeelding of
emotionele middelen in de tekst van bijvoorbeeld een toespraak. Bijvoorbeeld
een beeld van mishandelde dieren in het buitenland.
Logos draait om rationele argumenten. Bijvoorbeeld door een
feitelijke toestand af te beelden, zoals een demonstrerende massa of de recente
overstromingen in Amerika.
Kairos: het juiste
moment
Veel sprekers proberen het publiek op verschillende manieren
het gevoel te geven dat dit het moment is, het beslissende moment waarin zij in
actie moeten komen. Ze hebben dit geleerd van de sofisten en Aristoteles. Die
van kairos hebben een centraal begrip gemaakt in de retorica: de aanpassing van
de spreker van zijn boodschap aan precies deze omstandigheden en deze tijd.
Voor de oude Grieken was kairos de god van het vluchtige
moment, de gunstige kans om het menselijke lot te ontvluchten door hem of haar
bij de vlecht te pakken. Als je de kans laat schieten, is het ook echt voorbij:
over en uit.
Klassieke
stijlfiguren
Wat verleidt ons tot consumptie om de boodschap op zich te
nemen? Het is een makkelijke vraag waarop het antwoord luidt: opvallende
kleuren, geuren en smaken. Veel beeldmakers steken veel energie in de
stijlfiguren. Deze energie zit hem onder meer in de waardevolle effecten van
toegenomen aandacht die bereikt wordt met het toepassen van stijlfiguren.
Uit onderzoek van Tom en Eves (1999) is gebleken dat
advertenties met retorische vormen beter worden onthouden en overtuigender waren
voor het publiek dan advertenties zonder deze vormen. Aristoteles en
Quintilianus beschreven al eerder vele stijlfiguren en hun functies als
metafoor, hyperbool, ironie en rijm en alliteratie.
Schema’s: regelmatigheden
- Rijm: Een voorbeeld
hiervan is de Unoxreclame. In deze reclame wordt de vorm van ganzenvlucht
of een besneeuwde ijsbaan gerijmd met die van een rookworst. De
perspectieve zijn zo gekozen dat het beeldrijm maximaal is. Het is de
relatie tussen het seizoen en de rookworst: ‘Het is weer weer voor.’
- Verbo-picturaal schema:
Tekst wordt door het beeld aangevuld. Bijvoorbeeld tuitende lippen. Uit
onderzoek is gebleken dat deze verbo-picturale elementen beter gewaardeerd
worden en de houding tegenover het aangeprezen product positiever is.
- Repetitio: Herhaling van
een beeld of boodschap zorgt dat die beter onthouden wordt.
- Contrast: Tegenstelling is
een erg sterk middel om de aandacht mee te trekken. Bijvoorbeeld een roze
bloem in een weiland met alleen groen gras.
Tropen:
onregelmatigheden
- Metafoor: Verduidelijkt
een object of idee door een beschrijven van iets anders met gelijke
karakteristieken.
- Synecdoche: Het
koepelbegrip pars pro toto, waarbij een deel staat voor het geheel en
totum pro parte, waarbij het geheel staat voor een deel. Bijvoorbeeld ‘Nederland
heeft gewonnen van Duitsland’ staat voor een overwinnen voor het
Nederlandse voetbalelftal.
- Vergelijking: Een goed
voorbeeld van een vergelijking is een gephotoshopte foto van president
Obama met lang haar, een kruis, in sepia kleur en licht van als een
bidprentje. Deze foto wordt meteen vergeleken met Jezus.
- Personificatie: Zaken of
dieren worden als personen voorgesteld, zoals bijvoorbeeld het
Volkswagenbusje van mijn opa vroeger. Het busje maakte ons altijd erg
vrolijk en straalde dit ook uit.
- Hyperbool: Een sterke
overdrijving, soms in de vorm van beeldspraak of clichés. Iets op een
ironische manier wijze (iets beweren door ontkenning van het
tegenovergestelde). Deze uitspraak krijgt dan een bijzondere nadruk.
- Oxymoron: Twee zaken die
elkaar tegenspreken worden tegelijk gebruikt, zoals een brandkraan in de
stromende regen.
- Pastiche: Nabootsing van
het werk van een bekende auteur.
Model voor een
retorische analyse
Om jullie goed te kunnen helpen bij het maken van een
retorische analyse is er een model voor een retorische analyse. Dit model komt
uit het boek Beeldtaal van……
Fase 0: Communicatieve situatie. Bepaal in hoeverre de
communicatieve situatie duidelijk is. Beantwoord vragen zoals: Wie is de
afzender van het beeld? In welk medium? In welke context is het beeld
gepresenteerd? Welke tekst hoort bij het beeld? Onder welke omstandigheden
nemen gebruikers het beeld waar? Is er voldoende aandacht en/of tijd voor de
lezer/kijker om het beeld tot zich te nemen?
Fase1 : Inventio: Bepaal de keuze van wat in beeld is
gebracht. Is het een gedeelte uit een groter beeld? Welke elementen zijn dan
weg gelaten? Wordt hiermee een bepaald frame bevoordeeld? Zo ja, welk en is dit
goed getimed? Zo nee, is het dan meer een symbool of een concept?
Fase 2: Dispositio: Bepaal de formele indeling van het
beeld. Hoe zijn hoofd- en bijzaken onderscheiden?
Fase 3: Elocutio: Bepaal de opvallende stijlmiddelen. Wordt
er gebruikt gemaakt van opvallende stijlmiddelen als repetitio, contrast,
hyperbool, personificatie, pars pro toto? Wat benadrukken deze stijlmiddelen?
Fase 4: Ethos, pathos, logos: Bepaal in welke mate de drie
overtuigingsmiddelen zijn ingezet. Langs welke weg probeert het beeld de kijker
te overtuigen? Via ethos, pathos of logos.
Fase 5: Waarvan wil dit beeld je overtuigen en hoe effectief
zijn de gekozen beeldmiddelen toegepast?