zaterdag 5 april 2014

Hoofdstuk 5: Semiotiek - De betekenis van wat we zien

‘Semiotiek bestudeert de betekenis van tekens en het proces van betekenisgeving. Niet alleen tekens in taal of beeld, maar in principe in alles om ons heen. De semiotische theorieën bieden een methode om te analyseren hoe betekenis van visuele of andere informatie tot stand komt’. Zo begint het hoofdstuk ‘Semiotiek’ in het boek Beeldtaal. In deze blogpost wil ik jullie laten kennis maken met Semiotiek.

Semiotici noemen elementen die betekenis dragen ‘tekens’. Eigenlijk bestaat alles om ons heen uit tekens. Kijk maar eens goed rond. Zelfs geluid is een voorbeeld van een teken. We weten namelijk allemaal dat op de eerste maandag van de maand het luchtalarm klinkt. Een voorwaarden van een ‘teken zijn’ is dat het waarneembaar is en iets vertegenwoordigd. Letters vertegenwoordigen klank, en beelden dat wat is afgebeeld.

Code en conventies
Om een teken pas echt te begrijpen moeten de code kennen. Onder deze code verstaan we het spreken van de taal, de letters kunnen lezen en op de hoogte zijn van de conventies. Een van de grondleggers van de semiotiek is de Amerikaan Charles Sanders Peirce. We gaan pas actief tot betekenisgeven over, wanneer we geconfronteerd worden met iets wat onze nieuwsgierigheid wekt.



Context en aanwijzingen
De plaats, omgeving of context van het teken geeft aan in welke richting we de betekenis moeten zoeken. 

Combinaties met andere tekens
Tekens krijgen vaak hun belangrijkste betekenissen door de combinaties met andere tekens. En door hun al dan niet expliciete relaties met tegengestelde tekens (Van Zoonen 2005). Combinaties gaan meestal via codes of conventies. De semiotiek gaat er vanuit dat betekenissen voor een deel via tegenstellingen tot stand komen.

Interpretatie
Als een teken waarneembaar is, kan het leiden tot interpretatie. Het teken verwijst niet alleen naar het object, maar doet er ook een uitspraak over.

Drie soorten tekens volgens Peirce
Daar heb je hem weer, de Amerikaan Charles Sanders Peirce. Deze Amerikaan heeft het onderscheid tussen drie typen relaties tussen een teken en dat waar het teken naar verwijst gemaakt. De drie soorten tekens zijn: iconische tekens, indexicale tekens en symbolische tekens. De afspraken die je moet kennen met betrekking tot deze tekens zijn:
  1. Iconische relaties kunnen eenvoudig worden begrepen op basis van uiterlijke gelijkenis.
  2. Indexicale relaties kunnen worden afgeleid en zijn gerelateerd aan ervaring.
  3. Symbolische relaties berusten op afspraken.

Hieronder leg ik de drie tekens een voor een uit.

Iconische tekens
Een teken is iconisch als het gelijkenis vertoont met iets anders. Wat je ziet, lijkt heel erg op wat er is afgebeeld. Iconische tekens zijn daardoor breed en makkelijk toegankelijk. Een voorbeeld is dat een vrij eenvoudige vorm van een pictogram wordt wel gezien als woonerf. 

Indexicale tekens
Een teken wordt indexicaal genoemd als het een belangrijk verwantschap vertoont met het object, zonder er op te lijken. Het klinkt ingewikkeld, maar een goed voorbeeld is dat we rook associëren met vuur. In het voorbeeld hieronder zie je een sprinkhaan, die je associeert met geluid en muziek. 


Symbolische tekens
Een symbolisch teken is gebaseerd op afspraken, regels of gewoontes. Het teken staat symbool voor het object, zoals het teken van het Rode Kruis. In de afbeelding hieronder zie je een ander kruis. Iedereen weet dat het kruis staat voor de Christelijke kerk. 



Betekenislagen: de theorie van Barthes
De semiotiek heeft nog een tweede onderscheid dat door veel communicatiespecialisten wordt gebruikt, namelijk de gelaagde betekenis. Roland Barthes is het brein achter deze theorie. Hij gelooft  dat tekens op twee niveaus een betekenis krijgen, namelijk op denotief en connotief nivueau. Denotatie heeft betrekking op de letterlijke betekenis en  connotatie heeft betrekking op de subjectieve betekenis. Dit kun  je weer onderverdelen in primaire en secundaire denotatie en connotatie. 



Wie heeft gelijk: Barthes of Peirce?
Twee theorieën dan zou je denken dat er toch een van de twee gelijk heeft? Barthes beschrijft een psychologisch proces, een proces dat plaatsvindt in het hoofd van het publiek, dus in het hoofd van jou en mij. Peirce beschrijft de wijze waarop een teken naar een object verwijst. In welke theorie kun jij je het beste vinden?

Wat hebben we nou eigenlijk aan deze wetenschap?
Wat we nou eigenlijk aan deze wetenschap hebben is makkelijk uit te leggen in 6 punten:
  1. Semiotische begrippen geven je een instrument om te praten over het proces van begrijpen en betekenis van beeld.
  2. Door de driedeling van Peirce zien we dat voor symbolische betekenis de meeste kennis nodig is.
  3. Als je je eigen doelgroep niet kent, kun je bij het maken van beeldtaal het beste kiezen voor een teken waar het minste kennis voor nodig is en de betekenis op een laag niveau gecodeerd is.
  4. Met dan aan de vierdeling van Barthes neemt de mate van het effect van beeld af en stijgt het betekenisniveau.
  5.  Dankzij Barthes weet je ook dat je een diepe indruk kunt maken door de doelgroep op een hoger niveau aan te spreken, zodat de doelgroep het gevoel heeft dat de boodschap echt voor hen bedoelt is.
  6. De context waarin een teken wordt waargenomen beïnvloed waarneming, ervaring en afspraken, waardoor ook bepaalde betekenissen kunnen worden beïnvloed.

Recept voor een semiotische analyse
In het boek Beeldtaal staat een heel mooi recept van een semiotische analyse die ik graag met jullie wil delen. Je moet alleen nog wel voor jezelf bepalen of je het met de theorie van Peirce of Barthes wilt doen:
  1. Benoem de tekens
a.       Welke onderdelen van het beeld verassen of verwarren je? Welke onderdelen geven de indruk belangrijk te zijn?
b.      Valt je iets op aan de samenhang van deze onderdelen (tekens)? Benoem de samenhang: groeperingen, spiegelingen en in het bijzonder tegenstellingen. Gebruik hier de
Gestaltwetten.

  1. Bepaal of je liever het middel van Peirce of dat van Barthes gebruikt.
a.       Kies voor Peirce als je alleen (of vooral) wilt weten of de informatie van de tekens bij je doelgroep zal overkomen. Bij een keuze voor Peirce: In welke relatie staan de tekens tot het object waarnaar ze verwijzen (iconisch, indexicaal of symbolisch)?
b.      Kies voor Barthes als je belang hecht aan de gelaagheid van de betekenis, de opinies en gevoelens die via het geheel van het beeld zullen worden overgebracht. Bij een keuze voor Barthes: Benoem de niveaus van betekenis:
·         Geef aan welke tekens je herkent op basis van eenvoudige herkenning van objectieve kenmerken (primaire denotatie).
·         Geef aan welke tekens je herkent op basis van gedeelde kennis (secundaire denotatie).
·         Welke tekens verwijzen naar waarden en begrippen van een cultuur of sociale groep (primaire connotatie).
·         Welke tekens geven aanleiding of ruimte voor persoonlijke waardering (secundaire connotatie).


  1. Maak een interpretatie:
    1. Beschrijf wat volgens jou de betekenis is van de gekozen tekens, elk op zich (1a).
    2. Beschrijf de samenhang van de betekenissen van de gekozen tekens en zorg ervoor dat deze parallel loopt met de beschreven samenhang in 1b.
    3. Wanneer de verschillende onderdelen zich niet lijken te lenen voor een sluitende interpretatie, geef dan voorrang aan de betekenissen die de meesten mensen (of, als je dat weet, de meeste van je doelgroep) zullen geven. Denotatie gaat voor connotatie, en iconisch en indexicaal gaat doorgaans voor symbolisch. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten